de
conste van verre saecken naerby te sien
door Hubert van Onna, Bergen nh augustus 2008
Alkmaar, 15 oktober 1608. Jacob
Adriaenszoon Metius, instrumentmaker, tweede zoon van Adriaen Anthonisz c.q.
Thönissen (ca. 1543-1620), 'Ingenieur der
Generaliteyt, Stercktebouw-meester der Vereenighde
Nederlanden’; meldt bij de Staten-Generaal te s’Gravenhage, dat hij ‘de conste
gevonden heeft van verre saecken ende plaetsen naerby te sien[1]’. Twee jaar
heeft hij aan deze vinding gewerkt en t heeft nogal wat gekost, maar nu kan je
met zijn instrument ‘seer bescheydelijck
dinghen sien’, die je anders ‘niet of gansch
duysterlijck’ zou kunnen zien’.
Jacob doet echter een vergeefse poging:
versoeckende octroy tot zyne inventie omme het gesichte verre te doen
uuytstrecken. Zijn octrooi-aanvraag wordt
niet gehonoreerd; wel krijgt hij van de Staten
“toegeleet hondert guldens, ende goetgevonden, dat men den suppliant sal
vermanen voorders noch te arbeyden omme zyne inventie tot meerdere perfectie te
brengen". Jacob’s troostprijs –honderd gulden-, ondanks zijn
mededeling dat 'men met sijn Instrument
een dingh soo verre kan sien ende klaer beken-nen als met het Instrument U. Ed.
onlanghs verthoont bij een borgher en Brillemaecker van Middel-burgh, volgende
het oordeel selve van sijne Exc. (graaf Maurits) en andere die respective
instrumenten tegen malkander hebben geproeft.”
En, zegt
Jacob, “mijn instrument is minstens even goed, zoniet beter ‘dan het Instrument onlanghs vertoont bij een
Borgher en Brillemaecker van Middelburgh’.
Middelburg,
25 september 1608[2]. Die burger en brillemaker uit Middelburg is
Hans Lipperhey of Laprey. Ruim drie weken voordat Jacob Metius zich
meldt, sturen de Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland te Middelburg
een aanbevelingsbrief aan graaf Maurits: "Den brenger van dese, die verclaert seeckere conste te hebben, daer
mede men seer verre alle dingen can sien al oft die naer by waeren, by middel
van gesichten van glasen, dewelcke hy pretendeert, dat een niewe inventie is,
ende soude deselve gaerne eerst communiceren met Zyne Excellentie. UE. sal hem
believen aen Zyne Excellentie te addresseren ende naer gelegenheyt, ende
naerdat U.E. de conste bevinden, behulpich te wesen". De
Staten-Generaal reageren direkt: ‘uuyt elcke provincie een sal commiteren,
omme het voorschreven instrument te examineren, ende proeven opten toren van
Zijn Exc.ies quartier (Binnenhof).
Als de commissie vindt dat het instrument voldoet, dan zal Hans Lipperhey ‘binnen
tsjaers te maecken sess sulcke instrumenten van christal de roche (daervoren hy
eyscht van elck stuk dusent Guldens)’. Als voorwaarde voor een –eventueel-
octrooi voor dertig jaar, wordt hem een jaerlijcx tractement toegezegd.
Hans mag dan ’t voorgeschreven werck alleene te maecken, om ten dienste van
den Lande gebruyct te wordden, sonder dat aen eenige uuytheemsche coningen
vorsten ofte potentaten te mogen vercoopen’. Ook vraagt men hem een
binoculaire kijker -voor beide ogen- te maken. Ontfanger-generael
Philips Doublet, secretaris ordinaris van den Hove van Holland en griffier van
de Leenen, wordt verordonneert om drye hondert ponden aan Lipperhey te
betalen. De commissie oordeelt positief[3].
Hans Lipperhey, 'inventeur van seecker
instrument omme verre te sien' krijgt van de Staten een bestelling, waarmee
een fors geldbedrag is gemoeid – ‘de
somme van dryehondert gulden gereet (vooruit) en sess hondert guldens als
‘tselve volmaect ende goed bevonden sal zijn’. Met het verzoek de lenzen
niet van glas maar van bergkristal te maken; de kwaliteit van Hans’ glazen
lenzen is kennelijk niet goed genoeg . Februari van het volgende jaar levert
Hans drie instrumenten, die voldoen. Van de opbrengst koopt hij in de
Kapoenstraat in Middelburg zijn buurhuis en dat als naam krijgt “In De Drie
Vare Gesichten”.
Sacharias
Janssen,
zoon van Maeyken Meertens en Johannes
Sachariassen, brillenslijper te Middelburg,
concurrent van Lipperhey, wordt
eveneens genoemd als ‘de’ uitvinder van t verre gesigt. In oktober 1608, kort
na Lipperhey, biedt Janssen de Staten Generaal ’n verre gesigt aan. Sacharias
of Zacharias wordt als kind van een rondtrekkende brillenslijper en ‘cramer’ in
1580 in s’Gravenhage geboren. Vader Hans sterft in 1610; moeder zet het bedrijf
in Middelburg voort en Sacharias neemt het beroep van zijn vader over en is ook
actief als ‘cramer’.
De vader van
Sacharias, Johannes Sachariassen
gebruikt voor de lenzen waarschijnlijk glas van gebroken bokalen die hij van de
chrystalfabriek in Middelburg koopt. Dat glas wordt gesmolten en men laat het
langzaam afkoelen. "Venetiaans kristal" heeft de voorkeur, want in gewoon glas zit teveel
zand voor goede lenzen. Ook wordt doorzichtig, homogeen, niet gekleurd
"spiegelglas" of "Venetiaanse spiegel" gebruikt, zonder luchtbellen of golvingen. Een niet te
dunne plak glas van passende grootte wordt in stukken gesneden. Met een diamant
worden twee concentrische cirkels getrokken; de een met een straal die
overeenkomt met de opening van het te maken instrument, de andere een
millimeter groter.
Middelburg: IJsvermaak op de stadsvest
nabij de Noordpoort.[4] Cornelis Drebbel,
Alkmaar 1572-Londen 1633
Middelburg krijgt na de val van
Antwerpen in 1585 een groot aantal nieuwe inwoners. Ruim 60% van de ongeveer
40.000 zielen komt van elders. De eerste glasfabriek - de "fournaysse de
christal"- in de Noordelijke Provincies wordt in 1581 opgericht in
Middelburg, op de "Cousteensche dyk" door Govert van der Haghen uit
Antwerpen. Een aanzienlijke stads-uitbreiding met nieuwe poorten en muren wordt
rond 1600 in Middelburg afgerond en de Alkmaarder Cornelis Drebbel krijgt de
opdracht om bij de Noorder Poort een fontein te bouwen, die waarschijnlijk ook
voor de vers-watervoorziening dient. In de 'Stadts extraordinaire rekeninghe
van de Imposten' van Middelburg over de periode 26 april 1600 tot 25 april 1601
staat vermeld: "Betaalt Cornelis Drebbel over de reste ende volle
betalinghe van alle tghene hij aen de stadt voor date van desen heeft gewrocht
ofte verdient, soo int maken van de fonteyne buyten de Noordpoorte als anders,
blijckende bij quitancie, de somme van XXXIII L VI sch.VIII gr. Tijdens
zijn verblijf maakt Drebbel kennis met de Middelburger brillenmakers, Hans
Lipperhey en Sacharias Janssen. Uit een getuigenis van Johannes Sachariassen
blijkt dat Cornelis Drebbel zijn vader regelmatig bezoekt. Leert hij van hem
het slijpen en polijsten van lenzen ?
Om nieuwe bedrijvigheid en
werkgelegenheid te stimuleren worden –op aantrekkelijke voorwaarden- Italiaanse
glasblazers geworven. In de stad Murano bij Venetië, waar het
glasbewerkings-ambacht al ver is ontwikkeld. Ook is in 1607 in Middelburg een
spiegelfabriek opgericht, onder leiding van Jan Wambassaert en François Maclau,
die voor de oude Seispoort een "overdecte bane om spiegele te
wercken" hadden.
Lipperhey, Janssen noch Jacob uit
Alkmaar krijgen een octrooi, want het ‘verre gesigt’ is al snel niet meer
‘exclusief’ en wordt door rondtrekkende kooplieden verkocht. Zoals door cramer
Sacharias Janssen, die op de Frankfurter Messe, - van 15 augustus tot 8
september 1608-, een ‘verre gesigt’ te koop aanbiedt, voorzien van een convex
en een concaaf lens met zeven keer vergroting. April 1609; in Parijs worden simpele,
laaggeprijsde verre gesigten aangeboden door locale brillenmakers, in mei in
Milaan. In de Kroniek van Alkmaar en zijne Geschiedenissen staat in het jaar
1610 geschreven: “In deze tijd zijnder eenige soorten brillen gevonden, als
te zien door een buyse een voet lang en zo het ligt dwingen waer door men
dingen ziet verre, ja mijlen verre, of het bij U ware. De konst nieuw zijnde
was fraij, maer terstont gemeijn”. Terstont gemeijn; het was kennelijk niet
moeilijk om zo’n apparaat te maken.
De stand van
zaken op astronomisch gebied: langzaam maar zeker worden de
nieuwe denkbeelden van de Pool Copernicus over de positie van de aarde in het
zonnestelsel geaccepteerd. Sterrenkundige Nicolaus Copernicus (1473 -1543) stelt dat de
zon het middelpunt van ons (zonne)stelsel is en dat de planeten
daaromheen draaien. In zijn boek ‘Von den Umdrehungen der Himmelskörper’ werkt
hij de “heliocentrische theorie” uit. De kosmos wordt in acht sferen ingedeeld.
De buitenste sfeer: stil-staande sterren. De zon, bewegingloos in het centrum.
De planeten bewegen rond de zon; de maan draait rond de aarde. Dat is tegen de
leer van de rooms-katholieke kerk, die het wereldbeeld
van Aristoteles[5] en Ptolemaeus[6] aanhangt. Ptolemaeus,
befaamd Grieks astronoom én astroloog, uit Alexandrië: de
aarde is het middelpunt van het heelal; de zon, planeten en sterren draaien om
de aarde heen. Zijn "geocentrische stelsel", heeft dan meer
dan 1400 jaar stand gehouden. De roomse kerk blijft star vasthouden aan die
opvatting. Ook, omdat volgens de bijbel, de aarde
het middelpunt is van het heelal. Afwijken van dit standpunt is niet geoorloofd;
omdat anders het hele kerkelijke systeem omvalt. Het propageren van een andere
visie wordt streng, soms met de doodstraf, bestraft.
In West Europa zijn een aantal personen -met name in Italië en Engeland- al lang bezig met de ontwikkeling van een verre gesigt. Het gebruik van lenzen
wordt door de Venetiaan Daniello Barbaro in zijn boek La practica della
perpettiva (Venice, 1569) en door Girolamo Cardano (1501 – 1576), arts en hoogleraar
aan de universiteiten van Pavia
en Bologna in zijn boek ‘De subtilitate’, 1550, al beschreven. Girolamo krijgt
in 1570 een publikatie verbod en wordt van ketterij beschuldigd -hij trekt de
horoscoop van Jesus – en belandt in de gevangenis.
Taqi al-Din Muhammad ibn Ma'ruf
al-Shami al-Asadi
( تقي الدين محمد بن معروف الشامي السعدي, (1526–1585), belangrijk Ottomaans/Turks moslim wetenschapper:
atronoom, astroloog en ingenieur. Als Murad IV in 1574 Sultan van het
Ottomaanse rijk wordt, weet hij -hofastronoom- de nieuwe sultan over te halen
een groot Observatorium te financieren. Dat wordt in Istanbul gebouwd naar
voorbeeld van het grote Observatorium van de Deen Tycho Brahe. Kort na
voltooing ziet Al-Din een komeet met een grote staart en aan de hand van dit
natuurverschijnsel voorpelt Al-Din aan de Sultan een militaire zege op Perzië.
Helaas, het wordt een nederlaag en het Observatorium wordt in 1580 opgeheven en
afgebroken.Ook ontwerpt en bouwt Al-Din mechanische klokken, een stoommachine,
is als wiskundige actief en daarnaast als theoloog en jurist etc.. Al-Din
schrijft meer dan 90 boeken. In zijn boek Dioptrics beschrijft hij rond 1574
een voorloper van de telescoop.
“Ik maakte een
kristal met twee lenzen, waarmee de details van voorwerpen op verre afstand
zichtbaar worden. Je kunt ermee de zeilen van een schip ‘in de verte’ al zien.
Mijn instrument is identiek aan het instrument dat de Grieken op de Toren van
Alexandrie gebruikten.”
Della Porta (1535 – 1615) publiceert in 1558 zijn eerste essays, die onder de titel Magiae Naturalis gebundeld worden.
De Koninklijke Bibliotheek in
s’Gravenhage beschikt over een nederlandse vertaling van zijn boek met de titel: Magia,oft
De vvonderlicke vvercken der naturen: bescreuen in vier boecken / door Ian
Baptiste Porta Napolitaen/ nu eerst ouerghestelt vvten Latijn in de
Nederduytsche sprake. Vertaald door Martinus
Everaerts in 1566, Met drukkersmerk in hsn. Motto: Labore Et Constantia, T'Antvverpen: ghedruct
by Christoffel Plantyn.
De leden van de Accademia dei Segreti (Academia Secretorum
Naturae = Academie van de Geheimen der Natuur) voeren –onder aanvoering van
Della Porta- allerlei experimenten en onderzoeken uit. Voorwaarde voor deelname
is de inbreng van een nieuwe vondst op natuurkundig gebied. Begonnen rond 1570
in Napels; de eerste Academie die zich met wetenschap bezighoudt; door de Kerk,
de Inquisitie, verboden in 1578. In zijn
boeken Dioptrica en Magiae Naturalis schrijft Giambattista over lenzen
-specilla'- waarmee ver weg liggende zaken gezien kunnen worden alsof ze
dichtbij zijn. Behandelt ook de combinatie holle en bolle lenzen. Helaas; Della
Porta heeft met zijn specilla geen waarnemingen gedaan van de sterrenhemel,
daarom, nauwelijks roem. Op 80-jarige leeftijd, in 1615, werkt hij nog aan een
verhandeling die moet bewijzen, dat hij -Della Porta- en niet Galilo Galilei
het ‘verre gesigt’ heeft uitgevonden. In een ongedateerde brief schrijft hij:
“je zegt dat je zeer verbaasd bent dat Engelsen, Belgen, Fransen, Italianen en
Duitsers de uitvinding van de verre gesigt voor zich opeisen, terwijl ik, de
eigenlijke uitvinder, mij stil houd”. Verderop in de brief verklaart hij,
hoe de eer van deze uitvinding hem ontging: “Ik heb teveel mensen het
instrument laten zien.Teruggekeerd in eigen land claimen zij deze uitvinding
als zijnde door henzelf gedaan. Della Porta heeft tot op zekere hoogte
recht van spreken. In zijn boek uit 1589, de Magia Naturalis, Boek XVII, hoofdstuk
10. doet hij de suggestie om een concaaf en convex lens te kombineren in één
instrument. Della Porta: "Over de
Brillen, Ik zal een bewonderingswaardige en zeer nuttige vinding niet weglaten.
Hoe mensen met een wazig gezichts-vermogen ‘zeer ver’ kunnen zien; verder dan je voor mogelijk houdt. Ik heb al over t glas
van Ptolemaeus geproken, of beter gezegd, de Bril, waarmee hij de vijandige
schepen al over zes honderd mijl zag aankomen.
zijn
heliocentrisch zonnesysteem
Observatorium Stjerneborg
bouwt hij, op kosten van de koning,
zijn observatorium, Uranienburg. Met papiermakerij, drukpers en alchemistisch
fornuis en - wat later - een uitgebreid ondergronds observatorium, de
Stjerneborg[8]. Dit pand zit vol speciale
effecten, zoals 'automata', beelden, die door mechanische overbrengingen en
verwarming van de lucht, bewegen. Hooggeplaatste bezoekers, onder wie James VI
van Schotland, de latere Koning James I van Groot Brittannië, bezoeken Tycho op
zijn eiland. Adriaen Metius uit Alkmaar en Willem Jansz. Blaeu uit Uitgeest
zijn twee van zijn ruim honderd leerlingen. Een van Tycho's belangrijkste
wapenfeiten is de ontdekking van een nieuwe ster in het sterrenbeeld Cassiopeia
in 1572. Een ‘nieuwe’ ster: in flagrante tegenspraak met het toen algemeen
aanvaarde Aristoteliaanse en dogmatische roomse wereldbeeld. Een nieuwe ster
kan niet, mag niet. De doctrine van de Kerk stelt dat 'de sterren tijdens de
schepping van de aarde zijn ontstaan; op vaste plaatsen in het heelal staan’:
er is geen verandering in deze situatie mogelijk. Brahe is tot zijn dood in
1601, Keizerlijk Mathematicus aan het hof van de liberale en tolerante Keizer
Rudolph II; hij ontwikkelt een verbeterd geo-centrisch model: de maan en de zon
draaien in concentrische cirkels rond de aarde en planeten draaien om de zon.
In 1600 neemt Johannes Kepler of Keppler ( Weil 1571 – Regensburg 1630) –astronoom en
lutheraan- de uitnodiging van Tycho Brahe om naar Praag te komen en zijn
assistent te worden, aan. Na de dood van Brahe in 1601 volgt hij hem op als
Keizerlijk Mathematicus. Zijn rekenkundige werk – de fundamentele berekeningen
van de banen van de dan bekende planeten- draagt hij op aan zijn broodheer
keizer Rudolplh II; de Rudolphijnse Tafels, dat in 1609 wordt gedrukt. In het
boek zijn de eerste twee wetten opgenomen, die bewijzen, dat de banen van de
planeten in wezen ellipsen zijn en dat de planeten langs hun
banen van snelheid veranderen. In 1611 beschrijft Kepler in het boek
‘Dioptrice“ zijn astronomische telescoop; met twee convex lenzen. In zijn
correspondentie met Galileo prijst Kepler in 1610, de Italiaan Giambattista
della Porta aan, als de uitvinder van de telescoop. Met verwijzing naar diens
boek uit 1589, de Magia Naturalis, Boek XVII, hoofdstuk 10, waarin de suggestie
wordt gedaan om een concaaf en convex lens te kombineren in één instrument.
Kepler noemt Della Porta’s beschrijving wel ‘onduidelijk, warrig en
onbegrijpelijk’
Engeland Leonard Digges[9] (1520-1559)
schrijver, landmeter en wiskundige, is bevriend met Dr. John Dee[10],
die een apparaat voor hem construeert waarmee hij in 1572 de door de deense
astronoom Tycho Brahe gevonden nieuwe ster, de ‘Super Nova’, kan observeren. Hij constateert dat deze ‘ster’ buiten de omloop-baan van de maan staat.
Digges sluit zich aan bij de denkbeelden van Copernicus en vertaalt diens werk
in het Engels. Zijn landgenoot, de wiskundige, astronoom en astroloog John Dee
(1527 - 1608) beschrijft een reflecting (spiegel) telescoop met een convex lens
voorin en een platte en/of golvende/parabolische spiegel achter in, die het
licht reflecteert en een beeld projecteert. Ook wordt een
ontwerp voor een ‘verre gesigt’
beschreven in een manuscript uit 1578 door de engelse wiskundige William Bourne[11] van Gravesend
(c.1535-1582). Wiskundige, herbergier en kannonier –gunner- bij de engelse Koninklijke
Marine. Hij stelt ervan overtuigd te zijn, dat met een goed
geslepen en gepolijst concaaf lens in combinatie met een ander geslepen
spiegel-glas, dat op de juiste manier wordt opgesteld, het mogelijk zal zijn
vele dingen op afstand te zien en te vergroten. Zodat –zegt Bourne- de zaken,
die Thomas Digges over zijn vader Leonard heeft geschreven, daadwerkelijk
kunnen worden gerealiseerd. Van 1586 tot 1594 is Thomas Digges Trench- en
Muster-Master General -hoofd dril-meester- in het Engelse leger, dat in de
Spaanse Nederlanden vecht. Onder leiding van
Robert Dudley, Graaf van Leicester, die met zijn troepen ook Alkmaar
bezoekt. Misschien heeft Digges in die tijd ook Anthonisz Anthoniszn en zijn
zoon Jacob Metius in Alkmaar ontmoet.
Net
als zijn vader is Thomas vertrouwd met het ‘perspectief glas’. Thomas schrijft[12].
“Mijn vader, door zijn voortdurende energieke praktijken, en geholpen door
wiskundige demonstraties, was in staat, met hulp van proportionele glazen, die
op een bepaalde manier waren gemonteerd, niet alleen zaken te ontdekken, die
veraf waren, hij las daarmee ook brieven, noemde de juiste waarde van munten
die door zijn vrienden werden opgegooid, en kon ook vertellen, terwijl hij
zeven mijl daar vandaan was, wat zich op bepaalde plaatsen afspeelde .
Men zegt, dat toen de Spaanse Armada in 1588 Engeland bedreigde, de Engelsen met behulp van een soort verrekijker hun schepen konden observeren. De Spaanse oorlogsvloot, armada invencible – de onoverwinnelijke vloot: 130 schepen en 30.000 man. Zij gaan Engeland een lesje leren en daarna de opstandige Nederlandse provincies heroveren. De Spaanse schepen zijn echter geen partij voor de kleinere, wendbare Engelse schepen. Met hulp van Staatse schepen, die belangrijke haven in juli 1588 een groot deel van de armada in het Kanaal vernietigd. Meer dan de helft van de Spaanse vloot
In 1588 schrijft
de Engelsman Thomas Harriot in zijn verslag over een bezoek aan ‘the new
found land of Virginia’ dat de inboorlingen zeer onder de indruk zijn van
zijn verrekijkers en brandglazen. Die worden door de Indianen als van
goddelijke oorsprong beschouwd. In 1608 bestudeert Harriott de komeet Halley.
Zomer 1609 observeert Harriot met een telescoop de maan en tekent kaarten van
het maan-oppervlak. Jammer genoeg publiceert hij zijn bevindingen niet. De
telescoop wordt pas later op grotere schaal in engelse wetenschappelijke
kringen geintroduceerd als ‘perspective cylinder’ of ‘perspective trunk’[13].
Mei 1609, tijdens een verblijf in
Venetië, ontvangt Galileo Galilei (1564-1642) een brief van een voormalige leerling, de Fransman Jacques Badovere, waarin hij het
‘spioneer glas’ van Lipperhey beschrijft. Terug in Padua, dan Venetiaans
grondgebied, waar hij hoogleraar is, begint Galileo onmiddellijk zo’n
instrument te maken, met een convex en een concaaf lens. Zeer tevreden over het
resultaat en de werking van het instrument, schrijft hij erover aan zijn
vrienden in Venetië.
Galileo Galilei Johann Kepler Ptolemaeus
Daar gaat het instrument een maand
lang van hand tot hand. Vanuit de hoogste
toren ziet men schepen zeilen, die niet met het blote oog te zien zijn. Galilei
nodigt op 8 augustus 1609 de Senaat van Venetië uit om zijn 'vergesigt' te
testen; vanaf de toren van de San Marco kathedraal. Bij de uitnodiging om dit
instrument, dat negen keer vergroot, uit te proberen, voegt Galilei de suggestie
toe, dat dit 'Hollandsche spioneer-glas' vooral van belang kan zijn in tijden
van oorlog. Het instrument biedt de mogelijkheid om schepen te zien, die met
volle zeilen onderweg zijn, maar dan wel 2 uur voordat zij met het 'naakte'
menselijke oog waar-genomen kunnen worden. Galilei biedt de telescoop aan de
Senaat aan en ontvangt als tegen-prestatie een verdubbeling van zijn salaris
tot 1000 scudi per jaar. En, zijn professoraat in Padua wordt 'voor het leven'
gegeven. Hij verbetert het instrument en slijpt zelf steeds betere lenzen. Zijn
‘glas’ vergroot nu twintig keer, later dertig keer. Zijn belangrijkste waar-neming
is de observatie van vier nieuwe planeten; de vier manen van Jupiter, in
januari 1610. Als kort daarna door Venetiaanse brillenmakers goedkope
verrekijkers te koop worden aangeboden, moet Galilei wat bedenken om zijn
reputatie in stand te houden. Galilei's
eerste wetenschappelijke publi-katie en het eerste weten-schappelijke onderzoek
met een telescoop. In maart 1610 publiceert hij zijn boekje Siderius Nuncius -
De Boodschapper van de Sterren- opgedragen aan zijn beschermeer en sponsor,
Groot Hertog Cosmo II de Medici. Met een beschrijving van objecten in het
heelal, 'nog nooit door een mens gezien'.
Kort na de publikatie meldt Raffael Gualterotti (1548-1639) ruim 12 jaar
voor Galileo al een ‘verre gesigt’ gemaakt te hebben, dat bij de cavalerie
wordt gebruikt. Galileo Galilei, grondlegger van de moderne astronomie, concludeert,
door zijn waarnemingen van Jupiters manen en Venus' fasen, dat de zon in het midden van ons zonnestelsel
staat. In strijd met het dan door de kerk verkondigde geocentrische model van Ptolemaeus. In de aanhef van zijn boekje
schrijft hij: dat hij met behulp van een spioneerglas, dat door hemzelf is
uitgevonden, deze waarnemingen heeft gedaan. Aan het einde van zijn boekje
noemt hij Copernicus, die ruim 60 jaar voor hem, het
toenmalige wereldbeeld op zijn kop zette door te verklaren dat de aarde niet
het middelpunt van het heelal is. In Italië wordt met grote scepsis gereageerd
en tijdens een contra-expertise door een aantal hooggeleerde heren, slaagt
Galileo er niet in om deze scepsis weg te nemen. Ongeloof en hoon, vooral door
de aanhangers van de leer van Aristoteles, die weigeren om zelf door t
instrument te kijken: zaken die Aristoteles niet heeft genoemd, bestaan
eenvoudigweg niet. In 1616 krijgt Galilei een waarschuwing van de Kerk en Paus
Paulus V en moet zijn onderzoek stoppen. Hij gaat echter door. Ter verdediging
van zijn visie, schrijft hij in een brief, dat de bijbel je leert hoe je naar
de hemel kan gaan en niet hoe de hemel functioneert. Dat had hij beter niet
kunnen doen want na een kerkelijk proces onder aanvoering van Paus Urbanus VIII
wordt Galilei veroordeeld tot levenslang huisarrest, van 1633 tot zijn dood in 1642. Onder druk van de
kerk neemt Galilei afstand van zijn ontdekkingen -de Inquisitie dreigt
met dood door verbranding- en verklaart ‘ik zweer af, vervloek en verwens
met hart en ziel al mijn ketterijen. Ik geef toe dat de aarde niet om de zon
draait’. Of hij bij het verlaten van de rechtbank ‘eppur si muove’ –
en toch beweegt ie’ mompelt, is onwaarschijnlijk. Volgens de roomse kerk kan
alleen God wonderen doen; God is de enige die boven- of buiten-natuurlijke
zaken kan verrichten. In 1664 (!) ondertekent Paus Alexander VII een
‘pauselijke bul’ waarmee alle boeken, die de beweging van de aarde beschreven,
worden verboden.
Cornelis Jacobszoon Drebbel (Alkmaar, 1572, Londen 1633) heeft veel belangstelling voor de weten-schappelijke ontwikkelingen en uitvindingen in zijn tijd. Zelf levert hij ook diverse spectaculaire en innovatieve bijdragen. Is een van de belangrijkste pioniers op het gebied van optiek en meet- en regeltechniek. Rond 1590 is Drebbel leerling bij de in heel Europa beroemde etser Hendrick Goltzius uit Haarlem. Hij maakt dan ondermeer een serie etsen met het onderwerp, de Zeven Vrije Kunsten. Hieronder een afbeelding van een van zijn etsen: de astronomie' met een astrolabium. In 1595 trouwt Cornelis met Sophia Goltzius, een zus van Hendrick. Twee zonen, twee dochters. Het jaar 1597: Drebbel etst de prachtige plattegrond van de ambitieuze stad Alkmaar; de opmetingen zijn gedaan door Adriaen Anthoniszoon (1541-1620)
.
Cornelis Drebbel, ca 1600 | ets ‘de Astronomie’ | Sophia Drebbel, een zus van |
Hendrik Goltzius |
In 1604 vertrekken Cornelis Drebbel en
zijn gezin, op uitnodiging van de nieuw aangetreden Koning James I - VI naar
Engeland. Zij krijgen een aantal vertrekken van Eltham Palace, in de buurt van
Londen ter beschikking. Drebbel blijft geinteresseerd in de ontwikkelingen in
de Lage Landen. In een brief, uit 1608/09 aan de Alkmaarder Ysbrandt van
Rietwijck schrijft hij, vanuit Londen: "Gunstige
Vrundt Mr. Ysbrant Rietwijck; UE. heeft mij voor desen geswegen 't verre sien gevonden bij den zoon van Mr. Adriaen Thonissen. Ick bidde laet mij
weten wat daerin gedaen heeft. Ick hebbe oock vele excellente dingen daerin
gevonden, soo ongelooflijk schijnen ende als tooverij geestimeert werden,
waervan UE. hier een weinich wil gedencken." Die zoon van Adriaen Thonissen is Jacob Metius.
In 1612 keert de familie Drebbel
berooid in Londen terug na en verblijf van 2 jaar in Praag in verband met de
afzetting van zijn patroon, Keizer Rudolph. In Londen aangekomen blijkt dat
Drebbel’s leerling en sponsor, Prins Henry, de troonopvolger van James I –VI op
achttien jarige leeftijd is overleden. Daarmee is Drebbel zijn belangrijkste inkomstenbronen
kwijt. Als zijn aanvraag om een loterij te mogen houden wordt afgewezen: ‘The
Lord Mayor has refused him permission to hold a lottery; has no other means of
subsistence'. (Calendar of State Papers, James I, waarschijnlijk voor mei
1612)- verslechtert zijn economische situatie snel en daarom schrijft Drebbel
in 1613 een uitvoerige brief[14]
aan Koning James met suggesties over werktuigen en uitvindingen, die hij nog in
petto heeft. Allereerst meldt hij een zelf-regulerend, eeuwig lopend horloge te
kunnnen fabriceren.
Als tweede suggestie geeft hij aan een
instrument te kunnen maken: 'waardoor letters op den afstand van eene
Engelsche mijl zullen kunnen gelezen worden; en ik twijfel niet, of indien Uwe
Maj. mij, gelijk ik hoop,met geld wil steunen, dat ik in staat zal zijn iets zo
groots te leveren, dat daardoor letters op circa 5, 6 of 7 mijlen zullen kunnen
gelezen worden, en de letters niet grooter dan gewoone letters behoeven te
zijn. Met behulp van dit instrument zal Uwe Majesteit ook datgene kunnen zien,
wat op ongeveer 8 a 10 mijlen afstand gebeurt, even goed alsof het in de eigen
kamer van Uwe Maj. geschiedde. En deze mijne instrumenten zijn niet gelijk aan
de vulgaire optische glazen (kijkers), want ze kunnen niet nagemaakt worden'.
De koning reageert niet.
In 1619 heeft de Alkmaarse 'inventor' ondermeer
een lenzen-slijp en polijst machine ontwikkeld. En een samengestelde
microscoop, die door middel van een camera obscura een beeld door een nauwe
opening projecteert. Drebbel heeft nu de kennis en kunde om op professionele
wijze met een draaischijf een aantal lenzen tegelijk te slijpen. Daardoor kan
hij verre gesigten in serie, in grote aantallen, produceren. Drebbel
bouwt en experimenteert ook met allerlei andere optische apparaten: microscopen,
camera obscura's, tover-lantaarns. Constantijn Huygens (1596 -1687), aankomend
diplomaat, ontmoet Cornelis Drebbel regelmatig, tijdens zijn bezoeken aan
Engeland. Huygens in zijn autobiografie: ‘toen
ik deze maan (Drebbel) naast deze zon (Bacon) plaatste, had ik het oog vooral
gevestigd op de fysica. Daarin had deze man uit het volk, een Noordhollander,
een burger van Alkmaar, het verbazend ver gebracht, zoals ik met eigen ogen heb
kunnen constateren. Ik heb deze man namelijk in een intensief onderling verkeer
goed leren kennen, en hij mij ook’.
Huygens over Drebbels’ microscoop: ‘Niet alleen van zijn hand maar ook van zijn wonderbaarlijk brein stamt
wat ik de ‘staande kijker’ noem. Al had Drebbel in zijn hele leven niets anders
gepresteerd, dan nog had hij zich met dit wonderlijke buisje ongetwijfeld een
onsterfelijke naam verworven’.
Beeckman: Instrumenta Drebbeliana
Francis Bacon: "I have taken all knowledge to be my
province”.
Drebbel’s verrekijkers en microscopen
worden door zijn twee schoonzonen, de gebroeders Kuffler en hun twee broers, in
geheel Europa tegen forse prijzen aan de man gebracht. Johannes Sibertus,
Abraham, Gilles en Jacob Kuffler stammen uit Keulen. De broers zijn rond 1620
naar Londen vertrokken. Abraham trouwt met Anna Drebbel; Johan Sibertus met
Catharina Drebbel. Jacob sterft in 1622 in Rome, op 22 jarige leeftijd.
Waarschijnlijk is hij op reis met Drebbel’s apparaten, telescopen, microscopen,
camera obscurae, etc. De wetenschapper en humanist en eerste biograaf van
Cornelis Drebbel, de fransman Nicolas-Claude Fabri de Peiresc (1580-1637) bezit in 1622 al een microscoop van Drebbel; "lunette
de Drebbel". Waarschijnlijk geleverd door Jacob Kuffler. Peiresc beschrijft wat hij daarmee doet: hij
bekijkt kaasmijten, hoofdluizen, maden, vlooien, en andere
insecten.
Op
28 juni 1628, staat in het ‘doodboek’ van de
Grote Kerk vermeld, [15]
“Wierd te Alkmaar begraven Jacob Adraensz. Metius, die groote brillemaker. Deese Jacob Metius (1571-1628), andre zoon van Adraen Anthonisz, in
’t eerste begin van zijn jaaren geheel afschuwig van geselschap van menschen,
zulcx dat hij genoeghzaam onbequamheit betoonde te hebben om de letteren of
eenige goede weten-schappen te leeren, niet tegenstaande daartoe alle
vlijtigheidt bij zijne ouderen aangewendt is, dewelke eindelijk, ziende dat hij
geen nut met hem te doen was, desisteerden van hem ter schoole te houden, doch
heeft hem zelv lust gekreegen tot het slijpen van eenge glaskens, ’t welk hij
in ’t eerst int werk stelde in een brilleslijperswinkel, niet verre van zijn
ouders huis wezende, daar hij daagelijks verkeerde, dewelke hij in een gerold
papier zette op de wijze van de huidendaagse zeebrillen, die hij sleep, daar
door men toen wel een mijl of vier ver op een hoogte konde zien eenig schrift te
leezen. Hij wist ook te slijpen wonderlijke brandglaaze, ja zelfs van ijs met
een mes in zijn handt te warmen (?), dat die met een ongelooflijke snelheidt
deede branden. Nagtglaaze, waarmede hij door behulp van een kaars in een zeer
verre distantie op ’t duisterste van de nagt alle ding zoo perfect konde
vertoonen of het bij klaren dag waar, doch heeft voorgeschreven Metius zoo ver
niet kunnen werden gebragt, nog door inductie van zijne ouders, zusters en
broeders of vrienden, ja zelve niet door Zijne Excellentie Maurits, prince van
Oranye hoogloffelijker memorie, die hem daer over zeer serieuslijk aangesproken
heeft, dat hij de konst aan imandt wilde leeren, ook niet op zijn doodtbedde
door een dienaar des Goddelijke Woorts, zulx dat hij gestorven weezende de
perfectie van de konst met hem is begraven”.
Op 15 oktober 1634 schrijft Isaac
Beeckman in zijn Journael: Sibertus Cufler*), Drebbels swagher, seyde my dat
syn schoonvader op syn dootbedde seyde dat hy perfecte telescopia maken konde,
waermede syn kinderen allen ryck souden konnen worden; doch stierf eer hy dat
schreef.”
.— 15en October 1634, in den
Haghe.
De Telescoop Het ‘verre gesigt’ gaat rond 1611 als ‘telescoop’ de wereld in. Naamgever is wellicht de Italiaan Prins Federico Cesi (1585-1630), toepasselijk bijgenaamd Il Celivago, de hemelwandelaar. Oprichter -in 1603- en President van de in Rome gevestigde Accademia dei Lincei, de oudste Academie van Wetenschappen in Europa met Galileo Galilei als vijfde lid. Giovanni Demisiani of Demiscianus, wiskundige, verbonden aan het hof van Kardinaal Conzaga, Griek, wordt ook als naamgever genoemd. Hij zou in 1611 tijdens een banket van de Academie in Rome, waarbij Galileo zijn spioneer-glas demonstreerde, de naam tele =ver weg en skopeuein =zien, hebben ge-opperd.
Rond 1650 breekt
in Nederland een discussie los over wie de eer van de uitvinding van de
verrekijker op zijn conto kan schrijven. De strijd blijft onbeslist tussen
Lipperhey en Sacharias Janssen.
In 1853 wordt
Janssen door de Koninklijke Akademie van Wetenschappen aangewezen als de
‘uitvinder’.
Wat ons betreft krijgt een anonieme Italiaan de eer. Uit de mond van Johannes Sachariassen (geb. 1611), zoon van Sacharias Jansen, wordt in 1634 door de Beeckman in zijn Journael opgetekend: "Johannes Sacharias seght, dat sijn vader den eersten verrekijcker maeckte hier te lande anno 1604 naer eene van eenen Italiaen, daarop stont 'anno 1590".
Bronnen:
Wikipedia,
de vrije encyclopedie
nl.wikipedia.org
Digitale
bilbiotheek voor de Nederlandse letteren
www.dbnl.org
Journael
Isack Beeckman;
www.xs4all.nl/~adcs/beeckman
The
Galileo Project
galileo.rice
The
invention of the Telescope, A. van Helden, 1977
Natuurfilosofie en
natuurwetenschap aan de 17-e eeuwse Noordnederlandse Universiteiten, K. van
Berkel
Alkmaarse
Natuurwetenschappers uit de 16de en 17de eeuw, H.A.M. Snelders, Alkmaars
Historische reeks
A
history of magic and experimental science, Vol. VII, Lynn Thorndike, 1985
De
uitvinding van de verrekijkers, C. de Waard jr., 1906
Het land
van Stevin en Huygens, D.J. Struik, 1979
Grote
Nederlanders bij de opbouw der Natuurwetenschappen, G.C. Gerrits, 1948
Cornelis
Drebbel en zijne Tijdgenooten, F.M. Jaeger, 1922
De Ster
van 1572, Dr. H.A. Naber,
Zuid-Nederlandse
Immigratie 1572-1630, Dr. J. Briels
The
Sleepwalkers, Arthur Koestler