Johannes Sibertus Kuffeler (1595)

From Cornelis Drebbel
Jump to navigation Jump to search

Over Johannes Sibertus schrijft Wikipedia:

"Johannes Sibertus Kuffler, ook Küffler, Koffler (Keulen, 6 januari 1595 – Londen, 4 maart 1677) was een uitvinder, verver en scheikundige van Duitse puriteins protestantse afkomst.[1]

Hij begon samen met zijn broer Abraham een succesvolle ververij in Leiden. Het succes was vooral gebaseerd op de kunst van het textiel verven met cochenille en de kleur te fixeren met tinzouten. Dit was een vinding van Cornelis Drebbel die de broers "geërfd" hadden toen ze met twee dochters van Drebbel trouwden. De Küfflers probeerden meer vindingen van hun inventieve schoonvader te gelde te maken. Het recept van het color Kufflerianus of Bow dye werd zorgvuldig geheimgehouden en de fel rode kleur werd in heel Europa gebruikt. [3] Ze verhuisden naar Londen[4]. Daar probeerden ze met veel tijd, geld en moeite om het Cromwell regime te interesseren in een 'geheim wapen' (een soort torpedo) dat ingezet kon worden tegen schepen. Ze schreven een petitie aan Richard Cromwell en er werd een succesvolle proef gedaan. Door de restauratie van Charles II kwam hier verder niets van.

Net als zijn schoonvader droeg hij bij aan technologische ontwikkelingen. In hoeverre die vindingen van Johannes zelf waren of gebaseerd op Drebbels nalatenschap is niet duidelijk. Hij ontwikkelde voor de Prins van Oranje een type broodoven dat draagbaar was en bijzonder geschikt was om een leger van voedsel te voorzien. Daarin werd een zelf-regulerende klep gebruikt.[5]. Hij demonstreerde een werkende broedmachine voor de Royal Society.

Hij hoorde ook bij de experimentele alchemisten. Op het landgoed Hulkestein bij Arnhem verzamelden zich verschillende geloofsgenoten zoals Johann Rudolph Glauber, Johann Moriaen en Benjamin Worsley.[6]

Hij verkreeg in 1618 een doktersgraad van de Universiteit van Padua.



Volgens het Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2, P.J. Blok, P.C. Molhuysen - DBNL

KUFFELER (Johannes Sibertus), Kuffler, Cuffeler of Cuffler, geboren te Keulen 6 januari 1595, gestorven te Londen 4 maart 1677, oudste zoon van Jacob Koffler en Margaretha van Redinkhoven, broeder van Abraham en Gilles, met wie hij om de religie naar Holland week, waar hij den oorspronkelijken naam veranderde; hij promoveerde in 1618 te Padua in de medicijnen, werd te Londen lijfmedicus van den hertog van York, den lateren Jacobus II, en kwam er, evenals zijn broeder, in aanraking met Cornelis Drebbel, aan wiens onderzeesch schip hij insgelijks in 1621 medehielp en van wien hij een tweede dochter, Catharina, in 1627 huwde. Hij kwam daardoor in het bezit van verschillende geheimen, vooral dat van de scharlakenververij (color kuflerianus’), die hij of anderen van de familie ook te Leiden uitoefenden (zijn broeder Isaac K. geboren te Keulen in 1605 werd daar 12 Mei 1632 stud. med.), maar ook dat van het perpetuum mobile, waarvan hij in 1663 eene bestelling van den hertog van Neuburg te Dusseldorf kreeg. Hij was bevriend o.a. met de Vernatti's te Delft. In 1640 was hij zeker echter in Engeland, waar hij in 1643 een scharlakenververij schijnt te hebben gehad te Stratford Bow aan de Lea. Na den dood van Karel II kwam hij omstreeks 1650 met zijn broeders Abraham en Gilles naar Holland en richtte met dezen een dergelijke fabriek bij Arnhem op. Na de restauratie keerde hij omstreeks 1660 naar Stratford terug en richtte o.a. in 1662 met Jacob Drebbel een request aangaande torpedo's aan Karel II. Zijn fabriek in Engeland werd o.a. bezocht door Pepys (1661), Oldenburg, de Monconys (1663, deze beschrijft hem als ‘fort courtois et, quoyque borne, d'assez bône physionomie’) en Evelyn (1666). Hij liet zestien kinderen na o.a. Jacob (geboren 13 oktober 1632, gestorven 1708).


🕮 zie ook Huberts boek (p. 457 e.v.)